Onzindelijkheid

Onzindelijkheid bij de hond

Een onzindelijke hond kan een groot probleem zijn. Of er iets aan te doen is en hoe eenvoudig dat is, ligt aan de oorzaak en de vorm van de onzindelijkheid. Er is een aantal verschillende factoren die onzindelijkheid kunnen veroorzaken:

Onzindelijkheid bij een pup
Een onzindelijke pup heeft de zindelijkheid vaak gewoon nog niet goed aangeleerd. Het kost tijd om een pup te leren dat hij zijn behoeften niet in huis maar daarbuiten moet doen. Dit gaat niet vanzelf, u zult er zeker in het begin continu bij moeten zijn om te voorkomen dat de pup in huis plast of poept. Let u de eerste weken niet goed op, dan leert de pup dat hij zijn ontlasting best binnen kan doen en wordt het moeilijk dit weer af te leren. Bij de ene pup duurt het zindelijk worden langer dan bij de andere. Echt zindelijk zijn veel honden pas na een aantal maanden. Met ‘echt zindelijk’ bedoelen we dat de pup weet dat hij zijn behoeften buiten moet doen, het langere tijd kan ophouden en aangeeft wanneer hij naar buiten moet.

Kennelonzindelijkheid
Normaal gesproken zal een hond zijn eigen nest niet bevuilen. Honden die echter langere tijd in een kennel zijn gehouden zonder daar regelmatig uit te worden gelaten, kunnen kennelonzindelijkheid ontwikkelen. Dit komt bijvoorbeeld regelmatig voor bij pups die in grote fokbedrijven opgroeien in een kennel of bij pups uit dierenwinkels. Omdat de hond geen kans heeft gehad om zijn behoeften ergens anders te doen, is hij eraan gewend dat hij zijn eigen plek moet bevuilen. Hij zal zijn dan ook gewoon in zijn bench plassen en sommige van deze honden weigeren zelfs om buitenshuis hun behoeften te doen. Het is een enorme klus om dit gedrag weer te doorbreken en de hond alsnog zindelijk te krijgen, dit vergt veel tijd en aandacht.

Submissief plassen
Een vorm van onzindelijkheid die bij pups of bij onderdanige honden voorkomt is het submissief plassen oftewel het ‘deemoedsplasje’. Deze honden doen een plasje als ze geconfronteerd worden met benadering door iets of iemand die ze bedreigend of imponerend vinden. Hierbij nemen ze een lage houding aan, zakken wat door hun poten of gaan op hun rug of zij liggen, doen de oren naar achteren en de staart laag. Het is natuurlijk gedrag dat bedoeld is om de ander gunstig te stemmen en te kalmeren. Helaas werkt dit bij ons mensen vaak averechts. Boos worden helpt dus uiteraard helemaal niks maar maakt het gedrag juist erger. Het beste wat u kunt doen is zowel het plasje als de hond negeren. Zorg ervoor dat u niet over de hond heen buigt, geen hand naar hem uitsteekt, niet recht op de hond toeloopt, maar blijf rustig bij begroetingen en laat de hond uit zichzelf naar u toe komen en rustig aan u snuffelen. Vaak gaat deze vorm van onzindelijkheid op die manier vanzelf over wanneer de hond wat meer zelfvertrouwen krijgt en zich realiseert dat u niet bedreigend bent.

Opwindingsplasjes
Ook opwindingsplasjes komen vooral voor bij pups. Als de hond door begroeting of spel erg opgewonden of enthousiast wordt, kan het zijn dat hij zijn urine laat lopen. Op dat moment is er nog niet genoeg controle over de blaasspieren. Om opwindingsplasjes te voorkomen kunt u de begroeting het beste zo rustig mogelijk houden. Negeer de hond bij binnenkomst en roep hem pas even later bij u, als hij weer wat gekalmeerd is. U kunt ook de hond buiten begroeten om zo te voorkomen dat het plasje in huis terecht komt. Maak ook dan de begroeting zo rustig mogelijk. Houd wilde spelletjes kort of doe ze helemaal niet, en ga direct na het spelen en na het begroeten met de hond naar buiten.

Markeergedrag
Reuen hebben soms de neiging om ook binnenshuis hun terrein te willen markeren. Dit kan voorkomen als de hond niet zeker is over zijn positie binnen de groep of als er vreemde honden in huis geweest zijn. Ook kan het zijn dat er een loopse teef in de buurt is. Sommige honden markeren ook uit onrust of zenuwen. Bij het markeren wordt tegen rechtopstaande oppervlakten geplast. Castratie kan een oplossing zijn, maar in een aantal gevallen helpt het al om anders met de hond om te gaan, duidelijke regels te hanteren of ervoor te zorgen dat hij andere honden die buiten langslopen niet kan zien. Soms vertonen ook teven dit gedrag, maar dat komt niet veel voor.

Stress, niet alleen kunnen zijn
Honden die niet goed alleen kunnen zijn, zijn soms onzindelijk op het moment dat ze alleen thuis worden gelaten. De opbouw van stress zorgt ervoor dat ze hun behoeften niet meer kunnen ophouden. Wilt u hier iets aan doen dan zult u moeten gaan oefenen met het alleen thuis blijven. Dit is een training die veel tijd kost en waarbij u het beste de hulp van een gedragstherapeut kunt inroepen. Een alternatief is om een oppas voor de hond te zoeken. Kijk voor meer informatie bij “alleen thuisblijven”.
Ook als uw hond last heeft van langdurige of steeds terugkerende stress kan dit een effect hebben op de zindelijkheid. Stresshormonen beïnvloeden de waterhuishouding van het lichaam, een hond die nerveus is zal vaker moeten plassen.

Na castratie
Het kan voorkomen dat honden nadat ze gecastreerd zijn ineens niet meer helemaal zindelijk zijn. Dit komt voornamelijk voor bij teven van vooral grote rassen (met name de boxer, doberman, poedel, teckel, bobtail, rottweiler en Ierse setter). U merkt dit aan kleine plasjes en druppels op de ligplek van de hond, want de onzindelijkheid treedt op als de hond slaapt. Dit wordt veroorzaakt doordat de geslachtshormonen de spanning van de sluitspier van de blaas beïnvloeden. Het is eventueel te behandelen met medicijnen.
Castreren op heel jonge leeftijd geeft bij teven maar waarschijnlijk ook bij reuen een verhoogde kans op dit type onzindelijkheid.

Ouder worden
Als honden oud worden, kunnen ze dementie gaan vertonen. Een van de verschijnselen hiervan is dat de hond onzindelijk kan worden. Daarnaast zorgt ouderdom er ook voor dat de spieren minder sterk worden, en dat geldt ook voor de sluitspier van de blaas.

Medische oorzaken

  • Blaasontsteking is uiteraard een van de meest voorkomende oorzaken van onzindelijkheid. Hierbij ziet u dat de hond heel veel plasjes moet doen.
  • Rugklachten kunnen aanleiding geven tot onzindelijkheid als de zenuwen die naar de blaas en/of de darmen voeren in de knel komen.
  • Nierproblemen kunnen ook een oorzaak zijn van onzindelijkheid.
  • Suikerziekte zorgt ervoor dat de hond vaker moet plassen.

Als u merkt dat uw hond ineens onzindelijk is, laat hem dan altijd eerst nakijken door een dierenarts. Deze kan vaststellen of er lichamelijk iets met uw hond aan de hand is of dat het een gedragsprobleem is.

Bron: LICG voorziet (potentiele) kopers en houders van huisdieren van onafhankelijke, betrouwbare informatie over het houden van huisdieren en alle aspecten die in dat kader relevant zijn. De informatie is beschikbaar via www.licg.nl

Loopsheid

De loopsheid

De eerste loopsheid treedt meestal op tussen de 6 en 12 maanden. Gemiddeld genomen duurt de loopsheid 20 dagen. Met name tijdens de eerste 10 dagen vertoont de teef bloederige uitvloeiing. Zij wordt aantrekkelijk voor reuen, maar laat meestal pas in de tweede helft van de loopsheid een dekking toe. In die periode is zij ook het meest vruchtbaar.

Gedurende de twee maanden die volgen op de loopsheid vertoont de teef vaak wat loom gedrag; zij staat onder invloed van het zwangerschapshormoon progesteron. Sommige teven vertonen met name in de laatste maand schijndracht, o.a. melkgift en nesteldrang. Het kan nodig zijn om dit met medicijnen te behandelen.

Gedragstherapie

Gedragstherapie voor de hond

Als uw hond zich niet gedraagt zoals u zou willen en daarbij regelmatig overlast veroorzaakt voor u zelf, voor anderen of als de hond er zelf onder lijdt, noemen we dit een gedragsprobleem. Probleemgedrag is vaak gedrag dat voor de hond zelf heel natuurlijk is, maar wat niet past in ons dagelijks leven en daardoor moeilijkheden oplevert. Voorbeelden van gedragsproblemen bij honden zijn uitvallen naar vreemde mensen, vechten met andere honden, niet alleen thuis kunnen blijven, tot bloedens toe op de eigen poten bijten of onzindelijkheid. Aan dit soort problemen kunt u vaak iets doen met de hulp van een hondengedragstherapeut, ook wel kynologisch gedragstherapeut genoemd (kynologie = leer van de hond).

Een hondengedragstherapeut is iemand die veel kennis heeft over honden en hun gedrag en over hoe dieren leren. Hij of zij weet welke therapiemethoden er kunnen worden ingezet om bepaalde problemen op te lossen. Een goede gedragstherapeut heeft hiervoor een gespecialiseerde opleiding gedaan om zich de benodigde kennis eigen te maken en heeft daar onder begeleiding voldoende praktijkervaring opgedaan. Lastig voor u als klant is dat er in Nederland geen erkende titel ‘hondengedragstherapeut’ bestaat. Iedereen mag zich hondengedragstherapeut noemen, zonder de daarvoor benodigde kennis en ervaring te hebben. U zult dus zelf moeten opletten of de therapeut die u in wilt huren wel een gedegen opleiding heeft gedaan. Er is in ons land een aantal instellingen waar men de opleiding tot hondengedragstherapeut kan volgen. De drie grootste hiervan zijn DogVision, de Martin Gaus Academie (beide op HBO niveau) en CDB Barneveld (op MBO niveau).

Voordat een gedragstherapeut u advies kan geven, zal hij of zij eerst moeten bepalen hoe het probleemgedrag van uw hond eruit ziet, wat voor signalen de hond hierbij geeft en in welke situaties het optreedt. Daarom zult u meestal een aantal vragen krijgen over allerlei dingen in het leven van de hond, zoals dagpatroon, voeding en hoe hij zich in diverse omstandigheden gedraagt. Op die manier kan de gedragstherapeut zich een beeld vormen van wat er aan de hand is. Hij of zij zal de hond, en indien mogelijk het gedrag, ook in het echt willen observeren voor er een diagnose kan worden gegeven. Een professioneel advies geven via telefoon of internet is dan ook niet mogelijk omdat er dan geen gedegen analyse plaatsvindt. Uiteraard zijn er soms kleine problemen die met een paar aanwijzingen al een stuk kunnen verbeteren, maar bij de meeste gedragsproblemen is het nodig het gedrag ook door de therapeut zelf te laten beoordelen. De gedragstherapeut komt dan ook vaak bij u thuis. Zo kan hij of zij meteen zien hoe de leefomgeving van de hond eruit ziet en wat eventuele mogelijkheden en beperkingen zijn voor de therapie. Sommige therapeuten hebben een praktijkruimte waar u met de hond wordt uitgenodigd. Voor probleemgedrag dat in een specifieke omgeving optreedt kan het praktisch zijn om juist daar een afspraak te maken.

Soms zal de gedragstherapeut ook een aantal gedragstesten doen om goed te kunnen analyseren wat de hond precies doet, wat de directe aanleiding is tot het probleemgedrag en wat er mogelijk is met therapie. Natuurlijk moet hierbij altijd rekening worden gehouden met ieders veiligheid. Het is ook mogelijk dat de therapeut u vraagt een video-opname van het gedrag te maken. Daar is vaak veel informatie uit te halen. Een onderdeel van de probleemanalyse kan zijn dat u wordt doorverwezen naar uw dierenarts voor een controle van de gezondheid van uw hond. Gedragsproblemen kunnen een medische oorzaak hebben, het is dan ook belangrijk om dit eerst uit te sluiten.

Als de therapeut heeft vastgesteld wat de oorzaak van het probleem is, waardoor het gedrag wordt uitgelokt en onder welke omstandigheden het optreedt, kan hij of zij een indicatie geven over de therapie: is gedragstherapie mogelijk, wat houdt de therapie in en hoe lang gaat het ongeveer duren. Bij gedragstherapie bent u als eigenaar degene die de therapie gaat uitvoeren. De gedragstherapeut zal u stap voor stap uitleggen hoe u met de hond kunt gaan trainen. Vaak houdt dit in dat u zelf ook een aantal dingen in uw gedrag ten opzichte van de hond zult moeten aanpassen. Door uw eigen gedrag te veranderen, kunt u het gedrag van uw hond sturen. Voor sommige problemen is het nodig om een heel trainingsschema te volgen. Dan zal de gedragstherapeut nog een aantal keer langskomen of met u afspreken op een trainingsplaats. In sommige gevallen kan de gedragstherapeut in overleg met uw dierenarts medicatie aanraden om de therapie te ondersteunen.

Als u gedragstherapie gaat doen met uw hond, moet u er rekening mee houden dat dit tijd en energie kost. Gedrag veranderen is niet gemakkelijk, zeker niet als dit gedrag gestuurd wordt door emoties of wanneer het al lange tijd geleden is ontstaan. Gedrag dat voor uw hond regelmatig succes heeft opgeleverd is vaak hardnekkig. Maar als het lukt om het ongewenste gedrag van uw hond om te zetten in ander, wél passend gedrag, dan heeft u daar de rest van het hondenleven plezier van en kan het veel narigheid en frustratie schelen.
Uw eigen inzet is een belangrijke factor in het slagen van de therapie. Daarom is het belangrijk dat u de therapie ook echt ziet zitten en dat u goed begrijpt wat de bedoeling is. Is er iets niet helemaal duidelijk, vraag dan om meer uitleg, want therapiemethodes kunnen behoorlijk ingewikkeld zijn. Voelt u zich ergens niet prettig bij of heeft u vragen, geef dit dan aan bij de gedragstherapeut, wellicht zijn er andere manieren om het doel te bereiken waar u zich wel goed bij voelt.

Het is mogelijk dat de gedragstherapeut u afraadt om aan therapie te beginnen, bijvoorbeeld in verband met de veiligheid van u en uw gezin of omdat de kans van slagen minimaal lijkt door omstandigheden of de aard van het probleem. U kunt dan het advies krijgen om de hond te herplaatsen of in uiterste gevallen om de hond te laten inslapen. Natuurlijk is dit een moeilijke keuze voor u als eigenaar. Een goede gedragstherapeut zal dergelijke adviezen echter nooit zomaar geven, het is dus raadzaam om hier goed over na te denken en de risico’s te overwegen. Raadpleeg eventueel een tweede gedragstherapeut voor een ‘second opinion’.

Hoe vindt u een goede hondengedragstherapeut?
U kunt uw dierenarts vragen naar een gediplomeerde hondengedrags-therapeut. Als u zelf via het internet of uw telefoongids een hondengedragstherapeuten zoekt, controleer dan wel of het een gediplomeerd gedragstherapeut betreft. Soms bieden bijvoorbeeld hondeninstructeurs ook gedragstherapie aan zonder dat ze daarin opgeleid zijn.
Ook belangrijk is of een therapeut zich heeft bijgeschoold, want de kennis over hondengedrag is de laatste decennia ontzettend toegenomen en de therapiemethodes zijn veranderd. Methodes die vroeger veel gebruikt werden, zijn intussen achterhaald. Moderne hondengedragstherapeuten zullen zoveel mogelijk kiezen voor hondvriendelijke methodes waarbij geen of zo min mogelijk gebruik gemaakt wordt van straffen en waarbij de hond geen pijn wordt gedaan. Als u dit niet uit een website of folder kunt nagaan, vraag het dan na bij de betreffende gedragstherapeut.

Bron: LICG voorziet (potentiele) kopers en houders van huisdieren van onafhankelijke, betrouwbare informatie over het houden van huisdieren en alle aspecten die in dat kader relevant zijn. De informatie is beschikbaar via www.licg.nl

Gebit

Het gebit

Bij de geboorte hebben pups nog geen tanden en kiezen.
Het melkgebit komt in de tweede levensweek door. Deze tijdelijke tanden en kiezen zijn kleiner en zachter dan het blijvende gebit. Vanaf de leeftijd van 3 maanden begint het wisselen en wordt het melkgebit vervangen door het blijvende gebit. Soms verloopt het wisselen niet goed en blijven melktanden achter. Het is daarom verstandig het gebit na het wisselen, zo rond de 6 á 7 maanden, door uw dierenarts te laten controleren.
Een gezonde mondholte is van invloed op de algehele gezondheid van uw huisdier.
Het tandvlees is voorzien van een dicht netwerk van kleine bloedvaatjes. In geval van tandvleesontsteking kunnen de bacteriën via het tandvlees in de bloedbaan terecht komen. Vervolgens kunnen zij elders in het lichaam ontstekingen veroorzaken, zoals in het hart, de lever en de nieren.

hond_gebitHoe kunt u gebitsproblemen voorkomen?
Door dagelijks de tanden van uw huisdier te poetsen wordt ophoping van tandplaque en daarmee vorming van tandsteen tegengegaan. Tandenpoetsen is de beste manier om tandvleesontsteking te voorkomen.

Daarnaast kunnen speciale dieetvoeding en gebitsverzorgende kauwproducten een belangrijke bijdrage leveren aan het gezond houden van het gebit.

Euthanasie van uw hond

Euthanasie van uw hond

Euthanasie, het laten inslapen van uw hond, is een gevoelig onderwerp. De meeste dierenartsen zullen om ethische redenen nooit een gezonde hond laten inslapen, maar als uw hond veel pijn heeft of lijdt aan een dodelijke aandoening wordt euthanasie een bespreekbare optie. In een dergelijke situatie kunnen u of uw dierenarts euthanasie voorstellen om onnodig lijden te voorkomen.

Beslissingen nemen over euthanasie van uw hond is vaak vreselijk moeilijk, maar u staat er niet alleen voor: uw dierenarts kan u helpen bij het maken van de juiste afwegingen. Als er geen redelijke alternatieven meer zijn, kan het een enorme opluchting zijn om uw hond een vredige en waardige dood te kunnen bieden. Laten inslapen is één van de meest liefdevolle (en moeilijkste) dingen die een eigenaar voor zijn zieke hond kan doen.

Hoe gaat de euthanasie van een hond te werk?
Het inslapen van uw hond, de euthanasie zelf, gebeurt pijnloos. Uw hond krijgt eerst een narcosemiddel toegediend waardoor de hond buiten bewustzijn raakt. Vervolgens wordt er een euthanasiemiddel toegediend waar de hond aan overlijdt. Over het algemeen wordt het euthanasiemiddel in de bloedbaan toegediend via een ader in een voorpootje. De dood treedt meestal in enkele seconden na de injectie. Soms kan een hond als hij wegzakt nog een keer diep adem halen en ook kunnen er nadat de dood al is ingetreden nog enkele onwillekeurige spiersamentrekkingen optreden. Dit is normaal en moet niet worden gezien als een teken dat de kat nog in leven is. Euthanasie op deze manier is snel, gecontroleerd, stressvrij en pijnloos. Als een hond erg onrustig is, kan de dierenarts voorafgaand aan de euthanasie een kalmeringsmiddel voorschrijven om ervoor te zorgen dat de laatste momenten van uw hond in alle rust verlopen.

Is het gebruikelijk dat de eigenaar bij zijn of haar hond blijft tijdens een euthanasie?
De keuze om bij de euthanasie aanwezig te zijn of de hond aan de zorg van de dierenarts over te laten, is geheel aan de eigenaar. Velen kiezen ervoor om bij hun hond te zijn op het moment van overlijden, maar u moet zich niet schuldig voelen als u dit te zwaar of eng vindt. Als u beslist om bij uw hond te blijven, helpt u de hond door uw emoties zo goed als mogelijk voor hem te verbergen: het dier kan u aanvoelen en door uw onrust zelf onrustig worden.

Wat gebeurt er met uw hond na overlijden?

  • U kunt zelf kiezen wat er met het lichaam van uw hond moet gebeuren nadat u hem heeft laten inslapen. Uw dierenarts kan op uw verzoek een aantal zaken voor u regelen:
  • U kunt uw hond door uw dierenarts tegen betaling van transportkosten laten verbranden samen met andere dieren.
  • U kunt uw hond laten begraven op een dierenbegraafplaats. Uw dierenarts kan u hierover meer informatie geven. (www.dierenbegraafplaats.com)
  • U kunt uw hond bij de dierenarts achterlaten voor een crematie in één van de dierencrematoria in Nederland. U heeft daarbij nog vele keuzemogelijkheden: individuele crematie of collectieve crematie (samen met andere overleden huisdieren), as laten uitstrooien of een urn van uw keuze, de urn naar u op laten sturen of laten bijzetten in een urnentuin of columbarium, eventueel persoonlijk afscheid in het crematorium, een herinneringscertificaat, een foto van het overleden dier etc. De kosten van de crematie zijn afhankelijk van uw keuze. (www.hethoekschehof.nl)
  • Begraven van gezelschapsdieren in de eigen tuin is bij wet verboden, tenzij bij gemeentelijke verordening toegestaan. In sommige gemeenten mag u daarom het lichaam van uw hond mee naar huis nemen om het te begraven in grond die in uw eigendom is (dus niet in de tuin bij een huurwoning of in een nabijgelegen park). U kunt dit bij uw dierenarts of rechtstreeks bij uw gemeente navragen.

Rouwen om uw hond
Het is niet meer dan normaal dat u van streek raakt en emotioneel bent bij het overlijden van uw huisdier. Uw dierenarts begrijpt dat, wees niet bang om uw emoties te tonen. Na het verlies van een huisdier volgt een periode van rouw waarin u afwisselend allerlei emoties kunt voelen: verdriet, eenzaamheid en zelfs boosheid. Deze gevoelens horen bij het natuurlijke verwerkingsproces. Schuldgevoelens of zelfverwijt over de dood van uw kat zijn niet vreemd maar bijna altijd onterecht: een beslissing tot euthanasie is meestal het laatste middel en wordt uit liefde genomen om een hond uit zijn lijden te verlossen. Koester uw herinneringen, denk terug aan de goede tijden en die typische dingen waardoor u zoveel van uw hond hield. Het kan helpen om met iemand te praten over uw gevoelens. Als u met iemand wilt praten die u begrijpt, kunt u ook contact opnemen met een professionele hulpverlener.

Kinderen begeleiden bij het overlijden van uw hond
Ook kinderen kunnen het moeilijk hebben wanneer u een hond laat inslapen. Het is misschien hun eerste ervaring met de dood en het is belangrijk om eerlijk te zijn. Vertel ze de waarheid, stimuleer de kinderen om te praten over hun gevoelens en deel ook uw gevoelens met hen. Spreek openlijk over uw hond en richt u daarbij op de goede herinneringen. Betrek uw kinderen bij een rituele begrafenis, crematie of herdenking van uw hond. Laat ze samen met u een graf of gedenkplek kiezen en inrichten. Kinderen kunnen hun verdriet en rouw vormgeven en verwerken door tekeningen of een fotoplakboek te maken of een verhaaltje te schrijven. Een nieuw huisdier kan helpen bij de rouwverwerking, maar het is beter om uzelf en uw kinderen de tijd te gunnen om de dood van uw hond te verwerken.

Rouwverwerking bij de andere honden in huis
Op geen enkele manier is vooraf te voorspellen hoe uw hond zal reageren op het verlies van een maatje. Soms blijft een hond ogenschijnlijk onaangedaan wanneer een huisgenoot overlijdt, een enkel dier lijkt zelfs ronduit opgelucht en gelukkig. Andere honden kunnen daarentegen hun eetlust verliezen, geen belangstelling meer hebben voor hun omgeving of alleen maar zitten staren: het dier lijkt depressief. Bij een klein aantal honden brengt het verlies van een hondenmaatje een verandering van persoonlijkheid of gedrag teweeg. In extreme gevallen kan het gedrag van uw hond problematisch worden.

Zoals voor veel diersoorten geldt, kan snuffelen en neuzen aan het lichaam van zijn overleden maatje uw hond helpen bij de rouwverwerking. Daarom is het zinvol om evt het lichaam van een geeuthanaseerde hond niet meteen te laten cremeren maar eerst mee naar huis te nemen.

Het is raadzaam om bij een buitengewone verandering in het gedrag van uw hond een dierenarts te laten onderzoeken of er geen sprake is van onderliggende lichamelijke problemen. Bij onoplosbare gedragsproblemen kunt u zich wenden tot een gedragsdeskundige.

Bron: LICG

Enten

De enting

Is vaccineren van honden echt noodzakelijk ?
Het antwoord is JA. Door te vaccineren voorkomen we veel (vaak dodelijke) ziekten bij onze huisdieren. Vandaag de dag hebben we ziekten als hondenziekte en hondsdolheid (rabiës) goed onder controle. Als we zouden stoppen met vaccineren dan is het slechts een kwestie van tijd voordat deze ziekten weer de kop op steken.
Om een dier te vaccineren moet het volledig gezond zijn. Daarom is vaccineren in combinatie met een gezondheidscontrole erg belangrijk. Tijdens deze controle wordt uw huisdier helemaal nagekeken en worden eventuele problemen vroegtijdig opgespoord.
Vaccineren is niet ‘zomaar een prikje’. Uw dierenarts zal bekijken welke vaccinaties specifiek voor uw hond nodig zijn. Deze keuze hangt af van diverse omstandigheden van uw dier, of het dier naar het buitenland gaat of naar een pension gaat, ect.
** kijk hier voor de laatste invoer regels voor vakantie met uw hond in het buitenland.
De eerste enting van een pup vindt meestal plaats bij de fokker, als de pup 6 weken oud is. Op 9 weken en 12 weken leeftijd moet de pup nogmaals gevaccineerd worden. Daarna moet de hond alleen jaarlijks nog geent worden.

 

Chippen

Chippen

Jaarlijks lopen in Nederland honderden katten, honden en andere huisdieren weg. Een groot deel daarvan, vooral katten, vindt de weg naar huis nooit meer terug. Veel van deze dieren komen via de dierenambulance uiteindelijk in asielen terecht. Van dieren die niet zijn geindentificeerd en niet in een databank zijn geregistreerd is het vrijwel onmogelijk de eigenaar te vinden. Een halsbandje met adrespenning lijkt een goede oplossing, maar helaas kan dit relatief makkelijk verloren gaan.
Gelukkig is er een unieke identificatiemethode: de elektronische chip.

Met een chip is uw huisdier altijd te herkennen, want iedere chip heeft een eigen, unieke code. De code kan met een scanner (afleesapparaat) worden afgelezen. Als je met het apparaat in de buurt van de chip komt verschijnt er een code op het scherm van de scanner. Met deze code kun in de databank op het internet heel makkelijk de eigenaar traceren.
Nadat uw huisdier door de dierenarts van een chip is voorzien moet de code van de chip nog geregistreerd worden in een databank. Uw dierenarts vult daarvoor een formulier in met de gegevens van u, uw dier en het chipnummer en stuurt dit op naar de databank. Het is overigens wel belangrijk deze gegevens te wijzingen bij verhuizing of wijziging van telefoonnummer.
De databank stuurt ter bevestiging van de registratie een bewijs van inschrijving.

Vanaf 1 april 2013 is chippen verplicht

In Nederland zijn veel mensen met honden bezig. Niet alleen de eigenaren, maar ook bijvoorbeeld fokkers en handelaren. Veel van deze mensen hebben het beste met de hond voor, maar soms gaat het helaas toch mis. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de malafide hondenfokkerij en -handel. Daar vinden nog steeds veel misstanden plaats. Honden worden vaak niet gevaccineerd, worden te jong bij de moeder weggehaald, zijn slecht gesocialiseerd of zijn tijdens hun korte leven slecht behandeld. Daarnaast zijn er eigenaren die hun hond mishandelen of verwaarlozen.

Om dit soort praktijken beter aan te kunnen pakken heeft het ministerie van Economische Zaken besloten dat alle honden die er vanaf 1 april 2013 in Nederland bijkomen gechipt moeten zijn en dat de registratie van deze honden netjes bijgehouden moet worden. Zo kunnen de controlerende instanties bij misstanden beter ingrijpen, bijvoorbeeld door illegale handelaren op te sporen.

De chip- en registratieverplichting voor honden geldt vanaf 1 april 2013 en komt (in het kort) neer op het volgende:

  • Pups geboren vanaf 1 april 2013 moeten binnen 7 weken na de geboorte gechipt worden en binnen 8 weken na de geboorte bij een aangewezen databank worden geregistreerd.
  • Alle honden, ongeacht leeftijd, die vanaf 1 april 2013 worden geïmporteerd, moeten binnen 2 weken worden geregistreerd. Zij moeten al gechipt zijn om Nederland in te mogen (de registratieplicht geldt niet voor honden die korter dan 3 maanden in Nederland blijven, bijvoorbeeld voor vakantie).

Castratie

Castratie en/of sterilisatie

De benaming castratie en sterilisatie worden vaak verkeerd gebruikt.

Castreren betekent letterlijk snijden: hiermee wordt het verwijderen van de geslachtsklieren aangeduid. Bij mannelijke dieren zijn dit de teelballen (testikels) en bij vrouwelijke dieren de eierstokken (ovaria).
Steriliseren betekent tegenwoordig “onvruchtbaar” maken met behoud van de geslachtsklieren, bijvoorbeeld door het onderbreken van de zaadstreng of eileiders. Deze ingreep is bij honden en katten niet aan te raden (zie voordelen castratie).

Reu
Reuen worden alleen gecastreerd als het nodig is, een castratie kan soms een medische, maar meestal een praktische reden hebben.
Medische reden: prostaatproblemen, voorhuidontsteking of tumoren in de zaadballen.

Praktische reden:

  • Ongewenst dekken van de teef.
  • Minder weglopen omdat hij minder behoefte heeft achter de loopse teven
  • Minder fel ten opzichten van andere reuen (60% succes)
  • Minder neiging tegen iets of iemand op te ‘rijden’ of tegen iets aan te plassen.
  • Minder tot geen libido meer.

Tijdelijke castratie van de reu is ook mogelijk.

Als u wilt “uitproberen” wat het effect van castratie is op (het gedrag van) uw hond, kunt u kiezen voor een tijdelijke chemische castratie. Bij chemische castratie wordt de productie van testosteron onderdrukt.

een langer werkend implantaat (Suprelorin®): dit is een klein oplosbaar staafje dat via een injectie onder de huid wordt ingebracht. De eerste 2 weken kan er een toename van de seksuele belangstelling of andere “reuengedrag” optreden, voordat er een afname gezien wordt. Na 4-6 weken is het effect op het gedrag volledig zichtbaar. Onvruchtbaarheid treedt na 6 weken op. De werkingsduur is minimaal 6 maanden en er is evt ook een langwerkend implantaat met een werkzaamheid van minimaal 12 maanden.

Teef
Het is een fabeltje dat het beter zou zijn dat teven eerst een nestje krijgen voor de castratie. Ze hoeven zelfs niet eerst loops te worden.

Hoe jonger we de teef castreren, des te minder kans bestaat dat er op latere leeftijd melkklierkanker en suikerziekte ontwikkelt. Ook baarmoederontsteking, de hond wordt niet meer loops en schijnzwangerschap blijft achterwege.

Als mogelijke nadelen moeten worden vermeld:

  • De operatie niet meer ongedaan gemaakt kan worden: een nestje krijgen is er niet meer bij.
  • De hond kan de neiging hebben om dik te worden. Dit kan echter voorkomen worden door minder eten te geven.
  • Teven die niet meer onder de invloed van vrouwlijke geslachtshormonen staan lijken zich soms wat vaker dominant te gedragen.
  • Afhankelijk van het ras, komt het een enkele keer voor dat een gecastreerde teef op latere leeftijd last kan krijgen van incontinentie van de urine. De kans hierop is erg hierop is erg klein en mocht het gebeuren, dan bestaan daar medicijnen voor.

Buitenland

Buitenland

Waar moet u aan denken als u uw hond meeneemt naar het buitenland.
(klik hier voor specifieke gegevens per land)

eu-paspoort

  • De hond moet uiterlijk 21 dagen voor vertrek gevaccineerd zijn tegen hondsdolheid (rabies).
    De hond moet in het bezit zijn van een EU- dierenpaspoort.
  • De hond moet geïndentificeerd zijn met een chip of een goed leesbare tatoeage.
  • In het buitenland komen soms andere parasieten voor dan in Nederland. Zoals bijvoorbeeld de zandvlieg en de hartwormmug. Uw beschermt uw hond dan onvoldoenden met een vlooien en teken bescherming. Informeer bij uw dierenarts naar de beste bescherming.

Alleen thuis blijven

Alleen thuis blijven

Honden zijn groepsdieren en zijn van nature graag bij hun groepsgenoten. Onze huishonden moeten echter regelmatig alleen thuis blijven. Dit is op zich geen probleem, maar het moet de hond wel eerst aangeleerd worden. Hij moet het vertrouwen krijgen dat u altijd weer terug zult komen. Besteedt u hier te weinig aandacht aan, dan heeft u kans dat uw hond gaat blaffen, het huis sloopt of onzindelijk wordt als u hem te lang alleen laat. Heeft u een pup, begin dan op jonge leeftijd al met oefenen. Heeft u een nieuwe volwassen hond, ook dan is het verstandig om voorzichtig te bekijken of de hond wel of niet alleen kan zijn. Ook al kon de hond in zijn vorige huis wel goed alleen thuis zijn, alleen blijven in een nieuwe omgeving brengt altijd meer stress met zich mee. De hond zal eerst bij u moeten wennen dus bouw het alleen blijven altijd langzaam op.

Individuele en rasverschillen
Er is veel verschil in hoe vervelend honden het vinden om alleen te moeten blijven. Dit kan een eigenschap van het rasvan uw hond zijn: gezelschapshonden vinden het vaak erger om gescheiden te zijn van hun baas dan bijvoorbeeld veehoeders, die gefokt zijn om zelfstandig te werken. Ook binnen rassen zijn er verschillen. Kijk dus altijd naar uw hond en hoe deze reageert en stem daar de training op af. Bij de ene hond zult u veel sneller door de stappen kunnen gaan dan bij de andere. De hierna volgende opbouw geldt voor honden die nog niet geleerd hebben om alleen te blijven, zoals pups.

Opbouwen
Bij het leren alleen zijn is het heel belangrijk dat u de oefening langzaam opbouwt. Het is namelijk de bedoeling dat de hond het vertrouwen krijgt én houdt dat u altijd terugkomt en dat het niet nodig is om nerveus te worden. Laat u de hond in het begin te lang alleen, dan zal hij zich onrustig gaan voelen en bang worden dat u niet terugkomt. Dat vervelende gevoel dat hij dan heeft, zal hij gaan koppelen aan het alleen zijn. Het gevolg is dat hij voortaan steeds als hij alleen moet blijven, ook al is het maar even, dat gevoel weer krijgt. Hij is het vertrouwen kwijt dat u snel weer terugkomt. Dit moet u voorkomen omdat het erg moeilijk is om dat vertrouwen weer terug te krijgen, u moet dan helemaal opnieuw beginnen met oefenen! Overhaast het niet, laat de hond het tempo bepalen.

Het juiste moment
Begin niet met oefenen om alleen te blijven op momenten dat uw hond vol energie zit. Kies eerder de momenten uit dat hij moe is van het wandelen of spelen. Hij zal dan veel sneller rustig blijven liggen op zijn eigen plek.

Zelfstandig maken
Een eerste voorbereiding voor het alleen thuis blijven is om ervoor te zorgen dat uw hond zelfstandig is. Honden die constant achter hun eigenaar aanlopen in huis, zijn er zo aan gewend dat de baas altijd in de buurt is dat het vaak extra moeilijk is als deze even weg moet. Leer de hond dus om ook terwijl u thuis bezig bent, rustig in de kamer of op zijn eigen plek te blijven liggen. Dit oefent u eerst terwijl u in dezelfde kamer bent, daarna kunt u ook even de kamer verlaten. Geef hem een kluifje of speeltje zodat hij bezig is terwijl u kort de kamer verlaat en kom terug voor hij daarmee klaar is.
Als dit goed gaat, dan kunt u voorzichtig de tijd dat u de kamer uit bent wat opbouwen. Zorg er daarbij voor dat u de tijd niet alleen maar langer maakt maar kom tussendoor ook eens snel terug.
Let op: misschien slaapt uw hond beneden in de huiskamer en gaat dat prima. Dat betekent echter niet dat hij overdag ook zo lang alleen kan blijven! Het naar bed gaan is voor de hond een hele duidelijke context en veel honden hebben snel in de gaten dat u niet echt weg bent. Bovendien zijn ze dan moe en al snel wennen ze eraan dat dit een dagelijks terugkerend ritueel is. Het is heel anders voor hem als u overdag weg gaat.

Uit huis
Als u de hond rustig een tijdje alleen kunt laten terwijl u elders in huis bent zonder dat hij zich daar druk om maakt, kunt u beginnen met oefeningen waarbij u ook echt het huis verlaat. Bouw ook dit voorzichtig op: eerst doet u alleen de voordeur open en weer dicht, later stapt u heel even naar buiten. Maak de tijd dat u weg bent steeds een paar tellen langer. Kunt u eenmaal een minuut wegblijven dan kunt u iets grotere stappen gaan nemen.

Geef een ‘zo terug’ teken
Het kan helpen als u op het moment dat u weggaat een vaste, korte zin zegt, bijvoorbeeld: ’tot straks’. De hond leert dan tijdens de oefening dat als u dat zegt, u weliswaar even weg bent maar ook dat u op tijd weer terug bent.

Twee belangrijke regels
Tijdens de hele training zijn er twee belangrijke dingen om op te letten:

  1. Kom op tijd terug en maak de tijd dat de hond alleen blijft niet langer dan hij aankan. Dat betekent dat u niet ineens een uur kunt gaan winkelen als uw hond pas tien minuten alleen was gebleven in de training. De kans is dan groot dat hij alsnog bang wordt en dan moet u weer helemaal van voor af aan beginnen bij een paar tellen alleen. Regel dus een oppas!
  2. Bent u toch te lang weggebleven of lukt het even niet en is de hond gaan blaffen, janken of bijvoorbeeld aan de deur aan het krabben, dan mag u op dat moment niet binnenkomen. De hond zou dan namelijk leren dat zijn gedrag succes heeft en voortaan steeds gaan blaffen of krabben als hij wil dat u terugkomt. Wacht tot hij stopt. Eventueel kunt u een geluid maken wat hij niet verwacht, en waarvan hij niet weet dat u het bent, om zijn gedrag te doorbreken (maar niet iets waar hij van schrikt, want dat maakt het alleen zijn n’g vervelender!). Klap bijvoorbeeld in uw handen. Pas aIs hij even rustig en stil is, gaat u naar binnen. Straf de hond nooit voor zijn gedrag. Hij is nerveus, en als u dit gaat straffen wordt dat alleen maar erger.

Hoe weet u of uw hond het vervelend vindt als u weg bent?
Honden die bang zijn om alleen te blijven, zullen vaak blaffen, piepen, plassen of slopen. Maar soms is het geblaf al gestopt omdat de hond uw auto de straat in hoort rijden en denkt u dat de hond er geen problemen mee heeft, tot u van de buren hoort dat hij tekeer is gegaan. Hoe weet u nu of het goed gaat tijdens het oefenen?
U kunt een cassetterecorder of voicerecorder laten lopen als u oefent. Zo zult u het horen als hij blaft of zachtjes piept.

U kunt hem iets lekkers geven en kijken of hij het heeft opgegeten. Een hond die bang is, zal niet eten.
Als u een videocamera heeft, zet deze dan eens aan en neem het gedrag van de hond op terwijl u weg bent. Gaat hij rustig liggen? Of ijsbeert hij heen en weer, al hijgend? Hijgen, steeds van positie wisselen (staan, liggen, zitten), niet eten, krabben aan deuren of vloer, slopen, plassen, piepen, janken en blaffen zijn tekenen dat uw hond het vervelend vindt om alleen te zijn.

Heeft u problemen met het aanleren van het alleen blijven of heeft u een hond die al heeft geleerd dat het vervelend is als de baas weggaat, roep dan de hulp in van een hondengedragstherapeut.

Oorzaken van niet alleen thuis kunnen blijven bij volwassen honden
Soms kunnen honden die al volwassen zijn niet goed tegen alleen thuis zijn. Dit kan verschillende oorzaken hebben, bijvoorbeeld:

  • Het is de hond nooit goed aangeleerd om alleen te blijven.
  • De hond heeft het wel geleerd en het ging goed, maar daarna hoefde hij een hele tijd nooit alleen thuis te blijven. Toen dit wel weer nodig was, is het niet opnieuw opgebouwd (denk aan situaties na vakanties of na werkloosheid van de baas).
  • De hond moet te lang alleen blijven en gaat slopen uit verveling.
  • De hond heeft iets engs of vervelends meegemaakt toen hij alleen was (bijvoorbeeld onweer).
  • Er is een plotselinge verandering van omstandigheden, bijvoorbeeld er is iemand uit het huishouden weggegaan door scheiding, uit huis gaan van kinderen of door overlijden. Of de hond is herplaatst, of u bent verhuisd.
  • Fysieke aandoeningen kunnen effect hebben op het alleen blijven, denk aan blaasontsteking waardoor de hond ineens onzindelijk lijkt, maar ook andere ziektes hebben effect op hoe de hond zich voelt.
  • Oudere honden kunnen ineens problemen gaan krijgen met het alleen blijven, doordat er veranderingen in de hersenen plaatsvinden (zoals dementie).
  • Sommige honden kunnen wel alleen blijven, maar willen het niet. Het is in dat geval dus geen angst.
  • De hond blaft niet uit angst maar omdat hij erg waaks is en steeds voorbijgangers ziet of hoort.

Een hondengedragstherapeut kan u helpen de oorzaak te vinden en een trainingsschema op te stellen om het probleem aan te pakken.

Bron: LICG voorziet (potentiele) kopers en houders van huisdieren van onafhankelijke, betrouwbare informatie over het houden van huisdieren en alle aspecten die in dat kader relevant zijn. De informatie is beschikbaar via www.licg.nl